Giga kantoorarchitectuur met een toekomst
In elke editie van ABSoluut magazine gaan twee partijen in gesprek over Belgische architectuur. In het voorjaar van 2021 trok Anton Gonnissen, zaakvoerder van ABS Bouwteam en uitgever van ABSoluut magazine, met OFFICE Kersten Geers David Van Severen naar Brussel. David Van Severen koos er ‘Marnix’ uit, een driedelig kantoorgebouw uit de jaren zestig van de Amerikaanse architect Gordon Bunshaft. Daarmee wil de Brusselse architect een statement maken: dat ook kantoorgebouwen fijne architectuur kunnen opleveren. Meer nog: het Amerikaanse, corporate karakter, de samenvloeiing van modernisme en classicisme, de sterke link met kunst en de feilloze integratie in het straatbeeld maken van het iconische gebouw aan de Marnixlaan Van Severens all-time favourite in Brussel.
2021 is een belangrijk jaar voor het Marnix-gebouw in Brussel. In maart werd het driedelige bouwwerk opgenomen op de bewaarlijst van het Brusselse erfgoed en in het najaar start een grondig renovatietraject dat tot 2023 zal duren. Het bewijst dat de mastodont van een kantoorgebouw doorheen de jaren niets aan relevantie heeft ingeboet. Het is wel uitzonderlijk stil in het gebouw. Door de strenge coronamaatregelen is slechts vier procent van de huidige hoofdzetel van ING België bezet. En aan de vooravond van het intensieve renovatietraject is veel meesterlijke kunst al uit het gebouw gehaald. Een bezoek aan ‘Marnix’ is in deze tijden dan ook uitzonderlijk. Ook voor Van Severen is het de eerste keer: “Het is een fantastisch gebouw, maar ik zag het nog nooit aan de binnenkant. De hele site werd in verschillende fases en over vele decennia heen gebouwd en toch zie je dat niet. De visie van de architect werd van het begin tot het einde doorgetrokken, inclusief de aanpak rond kunst en de link met stadsgroen.”
HOGER DAN HET PALEIS
De Marnix-site is 40.000 vierkante meter groot en bevindt zich als één stadsblok aan de ingang van het centrum van Brussel, recht tegenover het Koninklijk Paleis. Het zicht vanuit het penthouse op de zevende verdieping is grandioos. Er wordt gefluisterd dat het gebouw bewust boven het paleis uit torent. Léon Lambert zal het ons niet meer vertellen. Het was nochtans zijn moeder die midden de jaren vijftig, na de brand in het voormalige herenhuis van de familie en naarmate de bankactiviteiten zich verder ontwikkelden, de aangrenzende percelen kocht om op die locatie een nieuwe zetel voor de bank Lambert te bouwen.
Achtentwintig jaar is de jonge Lambert op het moment dat zijn moeder aanklopt bij het bureau Skidmore Owings & Merrill (SOM), waar de Amerikaanse architect Gordon Bunshaft de opdracht op zich neemt. En die stelt al snel: “Met het Koninklijk Paleis zo dichtbij, moet je hier wel een monument neerzetten of je bent een ezel.” In 1965 huldigt Léon Lambert het Marnix-gebouw in, in de jaren tachtig volgt een uitbreiding met Marnix II en Marnix III, die de verbinding tussen beide delen maakt. “Toch markant hoe Amerikaanse architecten zich lieten inspireren door de Europese, klassieke architectuur en dat vertaalden in een moderne herinterpretatie die paste in hun maatschappij van vrijheidsstreven en booming kapitalisme. En hoe die nieuwe stijl daarna terug naar Europa werd gebracht. Jammer dat bedrijfsarchitectuur vandaag alleen nog maar een negatieve bijklank heeft. Als het kon met de tijdloze elegantie van Marnix, dan moet dit toch ook vandaag nog kunnen? Why not?”, aldus David.
“DIT GEBOUW BEHOORT EVEN GOED TOT DE MODERNISTISCHE ALS TOT DE CLASSICISTISCHE STIJL. HET IS IMPORT VAN AMERIKAANSE ARCHITECTUUR, MAAR TOONT ZICH EVENGOED ALS EEN PALAZZO.” (David Van Severen)
INGESNOORDE INOX KNOOP
Terwijl David en Anton door de majestueuze inkomhal wandelen, wijst David op de uitgestrekte travertinvloer die zich naadloos een weg naar buiten baant: “Deze vloer is in België eigenlijk niet geschikt als buitentoepassing. Dat is ook de reden waarom het buitenplein van het Marnix-gebouw al drie keer moest worden vervangen. Maar dat heb je ervoor over. (lacht)” Op weg naar de lift mijmert het duo verder tot hun enthousiasme een hoogtepunt bereikt op de derde verdieping, waar massieve pilaren de brede gang ondersteunen. De betonnen zuilen, ingesnoerd door een inox knoop in het midden, zijn het symbool voor alles waar het gebouw voor staat. David: “Dit gebouw behoort even goed tot de modernistische als tot de classicistische stijl. Het is import van Amerikaanse architectuur, maar toont zich evengoed als een palazzo. En deze pilaren – even robuust als elegant – vertalen de essentie perfect.” Anton valt in: “De helderheid van het plan en de lichtinval in alle ruimtes tonen me dat het voor deze architect toen al een uitdaging was om werkplekken meer identiteit te geven en een dialoog te creëren tussen binnen en buiten.”
Ook de gevel van het Marnix-gebouw wordt gekenmerkt door dezelfde pilaren. Die dubbelwandige optie wordt al in 1958 door Bunshaft bedacht voor de Rare Book Library van de Yale University, waar hij een gordijngevel verdubbelt met een omhulsel van dunne platen in Vermontmarmer om het directe licht te filteren en zo de boeken te beschermen. Ook hier beschermt de betonnen kruisconstructie van de gevel het Marnix-gebouw tegen zonnestralen. Het doet ons wat denken aan de toepassing van een stalen maliënkoldergordijn door OFFICE Kersten Geers David Van Severen voor de gevel van het Centrum voor traditionele muziek Dar Al Jinaa in Bahrein ter bescherming tegen de krachtige woestijnzon. “Voor onze office is alles in de VS begonnen. Kersten en ik leerden er elkaar kennen en we hebben allebei een grote affiniteit voor de plek waar het modernisme nooit zo stug en dogmatisch beleefd werd als in Europa, maar wel sec en sexy tegelijk. Daar heeft de Amerikaanse hang naar vrijheid ongetwijfeld mee voor gezorgd, of toch de verheerlijking ervan. Want net als bij een fata morgana weten we dat die vrijheid er eigenlijk nooit was. In werkelijkheid is het kapitalisme bikkelhard. Maar die dualiteit maakt het wel interessant. Net als de architectuur.”
PRITZKERPRIJS
Een andere klepper op het palmares van Bunshaft is ‘The Lever House’ uit 1952, een van de eerste en meest invloedrijke wolkenkrabbers volgens de Internationale Stijl in de Verenigde Staten. Met zijn zuivere lijnen en gladde materialen veranderde het gebouw de skyline van Manhattan. Gebogen lijnen introduceert Bunshaft pas vanaf de jaren zeventig in zijn werk, naar het voorbeeld van Le Corbusier en Mies van der Rohe. We zien ze onder meer bij de New Yorkse wolkenkrabbers Solow Building en W.R. Grace Building en het Smithsonian Hirshhorn Museum in Washington. Ook zijn materiaalgebruik verschuift in de loop der jaren van glas- en staalconstructies naar beton. Maar wie kent Bunshaft, in tegenstelling tot zijn tijdsgenoten Frank Lloyd Wright en Frank Gehry? Ver weg van de starchitectuur van de twintigste eeuw, werkt Bunshaft verder. In 1988 wint hij samen met Oscar Niemeyer de Pritzker Prize, waar hij zich nota bene zelf voor had genomineerd. Het moet de enige keer zijn dat hij zelf een aandeel heeft gehad in de erkenning van zijn werk. Bunshaft is de enige SOM-partner die deze onderscheiding in ontvangst mocht nemen.
En hoewel de architect niet graag over zichzelf of zijn werk sprak – “Laat de gebouwen voor zichzelf spreken” – verscheen in 2019 het boek ‘Gordon Bunshaft and SOM: Building Corporate Modernism’. Net zoals ‘The Lever House’ een daktuin avant la lettre had en de ‘National Commercial Bank Headquarters’ in Jeddah drie loggia’s kreeg die als ‘tuinen in de lucht’ werden omschreven, zo is ook de verwevenheid van stadsgroen en architectuur een van de belangrijke pijlers waar het Marnix- gebouw op rust. Zo heeft voor de ingang van het gebouw een klein, wilde bosje in een cirkelvormige betonnen sokkel al decennialang zijn vaste stek en vertalen de ronde, metalen geometrische structuren met klimop vandaag nog steeds Bunshafts liefde voor vormsnoeikunst. De wilde natuur aan de ene zijde, de onderdanige natuur aan de andere. David: “De aanwezigheid van stadsgroen heeft een belangrijk aandeel in de perfecte integratie van het gebouw in het straatbeeld. Op symmetrische wijze en naar Amerikaans voorbeeld heb je aan de kant van de ingang een drop-off met een plein dat de bezoeker verwelkomt en aan de andere kant een inham met verzonken tuin. Achteraan werd een parkje geannexeerd, waar nu ruimte wordt gemaakt voor kunst en vooraan is er een brede stoep. Het behoort duidelijk tot het gebouw, maar tegelijk staat het ook op zichzelf. Skaters en bikers leven er zich graag uit. Op die manier geeft Marnix ook iets terug aan de stad.”
DE VISIE VAN BUNSHAFT WERD VAN HET BEGIN TOT HET EINDE DOORGETROKKEN, INCLUSIEF DE AANPAK ROND KUNST EN DE LINK MET STADSGROEN.” (David Van Severen)
POSTCOVIDKANTOOR
Kunst dan. Bunshaft – zelf een verwoed kunstverzamelaar – had voor het Marnix-gebouw een uitgekiende wisselwerking tussen kunst, architectuur, meubilair en mens voor ogen. Aan de kant van Lambert was er de ambitie om van het gebouw een schrijn voor zijn indrukwekkende kunstcollectie te maken. En Bunshaft wist als geen ander wat iemand als Lambert nodig had om zijn kunstcollectie te doen spreken. Zijn advies: “Maak het zo stil mogelijk”. Tot op vandaag wordt de filosofie van Lambert – die aan de basis ligt van de ING- kunstcollectie van tweeduizend stukken – geëerd. De Brusselse bankier wilde kunst toegankelijk maken voor iedereen en vandaag is de collectie dan ook verspreid opgesteld doorheen het gebouw. Via een monumentale, ovalen wenteltrap met ernaast de sculptuur van Nadine Effront (Vis, 1952, nvdr) beklimmen Anton en David het gebouw tot in het penthouse. Niet alleen was dat het decor voor Lamberts flamboyante diners, hij omringde er zich ook met zijn belangrijkste kunstwerken. “Wat een mooi moment”, vertelt Anton. “Mijn vader is vandaag negentig jaar geworden en ik was hier eerder al op deze verdieping. Met hem. Dat was 25 jaar geleden voor zijn pensioenviering.” De uitstraling van weleer is vandaag verdwenen. En hoewel het panoramische zicht over Brussel vanop het dakterras op de zevende verdieping grandioos is, rijst de vraag of er in het postcovidtijdperk een toekomst is voor gigakantoorgebouwen als dit. Anton: “De impact op kantoorvastgoed zal zeker voelbaar zijn. Er moet ongetwijfeld een nieuwe officearchitectuur ontwikkeld worden om mensen te motiveren nog vijf dagen per week op een megakantoor te gaan werken.” Met de nieuwe arbeidsovereenkomst van begin maart die gemiddeld vijftig procent thuiswerk toestaat en de renovatie die de hoogste ambities toont op milieuvlak levert de bank alvast de nodige inspanningen om het iconische karakter van het Marnix- gebouw te behouden en het tegelijk futureproof te maken.
Tekst: savvy.be
Fotografie: Tim Van de Velde
Uit: ABSoluut 22