“Als je een meester bent in de traditie, dan bén je je plek.”
Een jaar geleden ruilde Belgisch kunstenaar en geboren Brusselaar Jan De Cock zijn Brussels Art Institutein voor een nieuwe plek langs de sEen jaar geleden ruilde Belgisch kunstenaar en geboren Brusselaar Jan De Cock zijn Brussels Art Institutein voor een nieuwe plek langs de schilderachtige Brugse reien. Achter de statige gevel van een gerenoveerd burgerhuis uit de 19de eeuw bracht hij zijn atelieren exporuimte onder en stichtte hij een nieuwe school, waar ondertussen een groepje leerlingen onder de vleugels van de meester naar vernieuwing zoeken door zich te verdiepen in traditie. Tijd voor de balans.
De Spinolarei in Brugge ligt er al verlaten bij als we er op de vooravond van ’s werelds meest spraakmakende naoorlogse crisis aanbellen bij één van Belgiësmeest spraakmakende hedendaagse kunstenaars Jan De Cock. Dat hij zich hier een jaar na zijn verhuis thuisvoelt, is duidelijk. Hij groet en slaat – op veilige afstand – een praatje met een passant en bewierookt op zijn eigen, bevlogen wijze de schilderachtige lichtinval als zijnde de mooiste van ons land en omstreken. En het moet gezegd: het licht valt als een warm deken over ons onzekere gemoed. De meester-beeldhouwer leidt ons binnen in zijn universum,waar elke ruimte – volgestouwd met naslagwerken, kunst in wording, antiek meubilair en klassieke miniatuursculpturen – een uitgekiende compositie op zich is. In de chaorde van Jan De Cock staat geen stoel verkeerd, en werd elk blad twee keer omgedraaid. Zelfs in de kamer waar aan een nieuwe abstracte triptiek wordt gewerkt, lijkt elke verfspat op het tapijt wel uitgekiend en doordacht. “Als je een meester bent en je werkt in een traditie, dan bén je je plek. Net zoals het gebouw van een architect, is het atelier van een kunstenaar een zelfportret”, vertelt hij. “En pas als de geest van de werkman vrij is, hij zijn gereedschap en kennis rond zich in de aanslag heeft en alle elementen in een atelier op de juiste plaats vallen – van de lichtinval tot de kleuren van het meubilair – kan een kunstenaar van de artistieke vrijheid genieten die nodig is om vernieuwend werk te maken.”
De leraar
Vanuit de frustratie over een afgevlakte en door sociale media gedicteerde maatschappij en vanuit de nobele overtuiging dat hij de man is om de nieuwe generatie beeldende kunstenaars herop te voeden, richtte De Cock eerst in Brussel en sinds een jaar in Brugge een kunstschool op. Zijn grootse ambities à la het oprichten van een Bauhausschool zijn sinds de teloorgang van zijn eerdere project in Brussel getaand, maar mooie plannen zijn er nog steeds. “Financiële druk en het gebrek aan historische context zorgen voor blokkades bij jonge kunstenaars. Ik wil ze een omgeving bieden waar ze in alle vrijheid en onder begeleiding kunnen leren en creëren”, aldus de Brugse leermeester. Een mooi groepje leerlingen heeft hij ondertussen onder zijn hoede, waarvan de helft zichzelf aanbood en de andere helft jonge artiesten zijn die hij zelf opmerkte. Terwijl we afdalen naar de exporuimte in de keldergewelven van het gebouw, ontmoeten we er één van. Met een brede glimlach en de muziek loeihard lijkt de jongeman nog even naar de juiste mindset te zoeken om daarna te verdwijnen in het nirwana van zijn experiment. De Cock: “Je moet tegenwoordig niet veel talent meer hebben om opgemerkt te worden. Je moet gewoon op de juiste plek zijn, en dat is tegenwoordig meestal sociale media. We leven snel en werken alleen nog in de breedte. Iedereen denkt van alles iets af te weten, maar niemand weet van niets nog echt iets. Ik wil genieën afleveren: kunstenaars die zich verdiepen in één discipline, hun leven eraan wijden en wars van alle trends de verantwoordelijkheid nemen om iets te creëren waar niemand naar vraagt.”
De lijdende
In de ontvangstruimte van Jan De Cock staan verschillende lijdende Herakles-sculpturen in ongebakken klei. Ze symboliseren de strijd van vandaag. “Als er iets bestaat als de hel, dan is dat de plek waar wij nu in leven”, stelt hij kordaat. “Er zijn volgens mij twee manieren om eraan te ontsnappen: ofwel pas je je aan ‒ zoals de meeste mensen ‒ ofwel kies je de moeilijke weg en sta je op als die enkeling die het verschil probeert te maken en anderen probeert te redden. Neen, ik maak me geen illusies door te denken dat iemand die meester met zijn grote mond zal aanduiden als de held van het verhaal. (glimlacht)”
Het werk toont ook duidelijk de impact van zijn nieuwe artistieke habitat op zijn oeuvre. “Op een bepaald moment vond men dat de sleutel tot vernieuwing lag in het breken met traditie. Die breuk werd een trend en die trend werd bijna een vorm op zich. Ik heb dat nooit gevolgd. Ik geloof dat moderniteit schuilt in het steeds opnieuw vormgeven van de wereld vanuit de Griekse en Romeinse idealen. Daarom koos ik voor monumentaliteit op het moment dat de rest aan het breken was met traditie. Nu voel ik een nieuwe evolutie in mijn oeuvre. Ik ben afgestapt van het monumentale karakter van mijn werk, noodgedwongen wegens gebrek aan de ruimte. De sculpturen zijn work in progress en staan nu nog in klei. Nadien zullen ze in brons worden gegoten en moeten ze door de smalle gangen, deuren en vensters van dit gebouw gehesen kunnen worden.” De flamboyante beeldenmaker heeft zich sinds zijn verhuis ook op het figuratieve artistieke pad begeven, maar één ding is gebleven, en dat is de gelaagdheid en het stapelbare van zijn werk. Elke sculptuur is veel meer dan de sculptuur an sich, met onvermijdelijk eraan gehecht een geometrisch versneden grondplaat en een robuuste sokkel die het werk losmaakt van de aarde en een soort spanning teweegbrengt die de kunstenaar ook graag in architectuur terugvindt.
De architect
De Cock refereert ervoor aan de Amerikaanse schilder en beeldhouwer Donald Judd. “Als je als architect met dezelfde tensie zoals Judd sculpturen repetitief naast elkaar kan plaatsen, dan voel je architectuur. Dan creëer je een weefsel, dan kom je tot urbanisme. Maar architectuur is geen kunst en evenmin is een stoel van Donald Judd een kunstwerk. Van zodra je er een functie aan toevoegt, kan je niet meer van kunst spreken. Rond het millennium heb ik daar zelf ook experimenten rond gedaan, maar ik kwam al snel tot de conclusie dat ook mijn sculpturen geen meubels kunnen zijn. Ach, toen vond ik het nog belangrijk om iets heel makkelijk heel moeilijk te maken. (lacht) Nu ik ouder ben en het metier meester ben, doe ik het net omgekeerd. Nu kan ik moeilijke dingen er makkelijk laten uitzien.”
Artikel uit ABSoluut 20
Tekst: Leslie Vanhecke
Beelden: Jesse Willems