De leemmoskeeën van Mali

18 juni 2019

Religie, klimaat en onverschilligheid: de eeuwenoude leemmoskeeën van West-Afrika hebben de grootste demonen tegen zich. En toch staan ze er nog, in al hun fragiliteit, de sterkste getuigen van architectuur die mensen met elkaar verbindt.

Toen in het prille begin van de 13e eeuw heerser Koi Konboro, de 26e koning van Djenné, zijn bekering tot het islamitische geloof wilde vieren met de bouw van een moskee uit leem, had hij geen idee dat hij de fundamenten legde voor wat zou uitgroeien tot Unesco-werelderfgoed. De leem- of adobemoskeeën van Mali worden gezien als de belangrijkste architectuur van West-Afrika, zelfs al zijn ze nog altijd vrij onbekend. In Djenné werd niet alleen de moskee, maar de volledige stad opgetrokken uit zongedroogde lemen bouwstenen en voegmortel op basis van zand en aarde. Van alle lokale varianten op de organische, natuurlijke leemarchitectuur, hebben wij het vooral voor de moskeeën met gebeeldhouwde, terracottakleurige façades. Uit hun muren steken vaak palmpilaren die de moskeeën hun karakteristieke look geven, de constructie ondersteunen en tegelijk dienen als handige steigers voor de jaarlijkse herstelling van de erosie door de moessonregens. Dan beklimmen de dorpsbouwers de lemen constructies en bepleisteren ze opnieuw, laag na laag. Deze metselaars – ooit had elke familie er één – zijn in de ogen van de gemeenschap verbonden – neen – één met het gebouw.

Crepissage de la Grand Mosquée
De adobemoskee van Djenné staat bekend als de belangrijkste islamitische gebedstempel van Mali. Door de eeuwen heen en met drie reconstructies op zijn palmares, groeide het iconische bouwwerk, gezegend met drie minaretten en evenveel struisvogeleieren op de top om vruchtbaarheid aan te roepen, uit tot het epicentrum van het religieuze en culturele leven. De hele gemeenschap is actief betrokken bij het onderhoud en tijdens het unieke jaarlijkse festival ‘Crepissage de la Grand Mosquée’ komen alle inwoners samen rond eten, muziek en het herstel van de grote moskee. Het ritme van de drums zwengelt dan de motivatie aan, wedstrijden worden georganiseerd, en modder vliegt door de lucht.

De zogeheten Sahel-architectuur, die de overgang tekent tussen de Sahara en de vochtige savannes, is immens fragiel. Het is ‘levende architectuur’, enerzijds door de keuze voor eenvoudige, goedkope en natuurlijke bouwmaterialen, anderzijds omdat bouwkennis van metselaar op metselaar en van generatie op generatie wordt doorgegeven. De duizenden kleine dorpsmoskeeën zijn het levende weefsel van deze oude, ecovriendelijke architectuur. ‘Gods geschenk voor de armen’, zo noemen de inwoners van Timboektoe adobe vaak. Hoewel daar nu verandering in komt.

Onverschillig schouderophalen
De Djinguereber-moskee in Timboektoe werd in 1327 door Keizer Moussa I gebouwd na zijn terugkeer uit Mekka. Ze bestaat uit een mengsel van leem, vezels, hout en stro. Een klein deel van de noordelijke muur is zelfs van kalksteen. Ook dit lemen heiligdom kreeg de typische toevoeging van palmpilaren. Maar het klimaat verandert, oases maken plaats voor woestijn en palmhout is er in de legendarische stad niet meer. Hardhout wordt nu aan hoge prijzen uit Ghana ingevoerd. Tot overmaat van ramp installeerde de VN zijn militaire missiepost in Mali recht bovenop een van de belangrijkste adobegroeves van Timboektoe, terwijl ironisch genoeg dat andere VN-orgaan Unesco, de monsterwaarde ervan uitschreeuwt. ‘Niemand is eigenaar van de groeves’, luidt de onverschillige reply.

Een ander punt van kritiek op Unesco en andere goedbedoelde, maar ook starre restauratiefondsen en -programma’s, is dat ze vaak alle vooruitgang tegenhouden en dorpen musea worden. Alle inspanningen ten spijt, dringt het beeld van adobedorpen met satellietschotels zich de jongste jaren steeds meer op. Kan architectuur worden bevroren? En wat met het eeuwenoude, traditionele vakmanschap, dat ook mee-evolueert nu jonge dorpelingen toegang krijgen tot opleiding. In het ergste geval worden de lemen moskeetjes van Mali vervangen door fantasieloze betonconstructies, zoals in de dorpen langs de asfaltweg van Ségou naar Mopti – de belangrijkste doorgangsroute naar Noord-Mali. De nieuwe moskeeën zijn de afgelopen twintig jaar met Arabisch geld gebouwd door organisaties die een orthodoxe vorm van islam of salafisme willen verspreiden.

Onzekere toekomst
De religieuze en politieke onrust in Midden-Mali, maar ook de plattelandsvlucht en de armoede maken de toekomst van de leemmoskeeën onzeker. De instabiliteit wordt bovendien gevoed door de vele intertribale conflicten en verwoestende aanvallen van jihadistische groeperingen op steden en marktpleinen. In tegenstelling tot Timboektoe dat in 2012 voor een groot deel werd beschadigd door moslimorganisaties die vernietigden op ‘goddelijk bevel’, zijn Djenné en zijn moskee voorlopig nog gespaard gebleven. Fun fact: wie dit architecturale meesterwerk nog wil bewonderen, moet dat vanop afstand doen. In 1996 organiseerde Vogue Magazine binnen de muren van de moskee immers een net iets te naakte fotoshoot, de reden waarom tot op vandaag alle niet-moslims uit het heiligdom worden gebannen.

 


Sebastian Schutyser werkte van 1998 tot 2002 aan een fotografische inventaris van oude lemen moskeeën in de binnendelta van de Nigerstroom in Mali. Gefascineerd door de schoonheid van de kleine adobemoskeeën in afgelegen dorpen, legde de Belgische fotograaf 515 moskeeën vast in de hoop zo te kunnen bewaren wat vandaag teloorgaat. “Bij het maken van dit werk ben ik uitgegaan van de abstracte, tijdloze schoonheid van deze architectuur. Die wordt benadrukt door de eenvoud van de foto’s, die allemaal op grootformaat zwart-wit negatief gemaakt zijn. Het is een omvangrijk en uniek tijdsdocument van een levende maar bedreigde architectuur uit een gebied dat nu een no-gozone geworden is.”

 

Uit: ABSoluut 18

Misschien vind je deze posts ook leuk