Als achttienjarige architect in opleiding stond Glenn Sestig in het penthouse op de hoogste verdieping van de Riverside Tower in Antwerpen, een studiebezoek dat hem altijd zou bijblijven. Vandaag kan hij, na de uitgekiende renovatie van het duplexpenthouse, ook zijn naam onder het brutalistische bouwwerk van Léon Stynen schrijven. Net zoals Anton Gonnissen, zaakvoerder van ABS Bouwteam en uitgever van ABSoluut magazine, koestert hij bewondering voor de Belgische meester in functioneel minimalisme, zonder zich daarbij te verliezen in verafgoding. Want iconische architectuur moderniseren zonder eraan te raken, vergt een objectief oog.
“Straks heb ik nog een gesprek over een andere Stynen-opdracht”, valt Glenn Sestig vanuit de spierwitte Carrara-inkomhal letterlijk en figuurlijk met de deur in huis. “Ik ben enorm enthousiast.” Samen met Anton staat de Gentenaar op de hoogste verdieping van de Riverside Tower in Antwerpen, waar hij eind 2016 op vraag van een Belgische topontwerper uit de modewereld (wenst anoniem te blijven, nvdr) de renovatie van het penthouse afrondde. Het brutalistische bouwwerk werd in 1972 ontworpen en neergezet door het architectenduo Léon Stynen en Paul De Meyer en bewoond door De Meyer en zijn gezin. Hij schikte het tot in het kleinste detail naar zijn eigen wensen, inclusief de toevoeging van een bureauvenster met zicht op ’t Stad en meer bepaald op de Boerentoren, het bankgebouw dat hij na de beschadiging door een V-bom in 1944 samen met Stynen van een nieuwe vleugel en een gemoderniseerd interieur voorzag. Na het overlijden van De Meyer bleef zijn vrouw er wonen, tot zij het in 2015 verkocht aan bovengenoemde modeontwerper/architectuurliefhebber. Hoe Glenn van de glamour van de Culture Club in Gent, de extravagante rock-’n-roll van de muziekstudio van de broertjes Dewaele en het luxueuze duplexpenthouse van kunstenaar Luc Tuymans tot het minimalistische, brutalistische werk op de bovenste verdieping van de Riverside Tower is gekomen, vraagt Anton. En als Glenn aarzelt, is het zijn medewerker die antwoordt: “Het cliënteel van Glenn is een verzameling van bijzondere persoonlijkheden die stuk voor stuk autoriteiten zijn in hun creatieve vakgebied en heel goed weten wat ze willen. Ze kloppen bij Glenn aan omdat hij het talent heeft om zichzelf weg te cijferen, zich te verdiepen in hun wereld en die te vertalen naar architectuur. Het project boven het ego, zeg maar.”
En laat het net die troef zijn die Glenn ook in het Stynen-penthouse op de Antwerpse Linkeroever uitspeelde. Glenn: “Ik ben wel een kameleon, dat klopt. En dit penthouse zit qua architectuur zo goed, dat wilde de nieuwe eigenaar respecteren en daar wilde ik niet aan raken. Ik wilde wel de schoonheid ervan accentueren en kleine toevoegingen of aanpassingen doen waar het functioneel nodig was. Of omdat ik sterk aanvoelde dat Stynen en De Meyer het anno 2018 ook zouden veranderen. Want je evolueert natuurlijk constant. Ook ik bekijk mijn vroege werk nu met een ander oog.”
Ode aan Le Corbusier
De Riverside Tower was in de jaren 70 een van de eerste hoogbouwblokken die de skyline van Antwerpen voorgoed zouden veranderen. Ze deden hun intrede naar het idee van ‘Ville Radieuse’ van Le Corbusier en namen de plaats in van de oude, verkommerde historische wijken op Linkeroever. Samen met de aanleg van de ring moesten de hoogbouwblokken van Antwerpen een ‘moderne stad’ maken. Riverside Tower is met zijn sokkel, de focus op beton, het penthouse met grote glaspartijen en de uitgepuurde rondingen in vensters en muren een ode aan Le Corbusier, de architect die Léon Stynen na zijn beginjaren van cottages en art-decowoningen bouwen tot inzicht bracht. De Antwerpse architect verdiepte zich in de esthetiek van het ‘nieuwe bouwen’ en wilde het modernisme vertalen naar een Belgische context. Maar op de gevel op de benedenverdieping van de Riverside Tower prijkt het naambord ‘Paul De Meyer’. Samen met hem kon Stynen, die ook intensief actief was als docent, schooldirecteur, onderwijshervormer en prominent lid en bezieler van architectenverenigingen, culturele organisaties en belangengroeperingen, zijn architectenbureau na de Tweede Wereldoorlog uitbouwen tot een van de belangrijkste spelers. Léon Stynen was over het hele land actief, van de kust tot in Wallonië, maar bleef een grote voorliefde koesteren voor zijn geboortestad.
Dank u, karma
Als Glenn zich op zijn beurt heeft laten beïnvloeden door Stynen, wil Anton weten. “Neen, eigenlijk niet. Ik heb altijd veel bewondering gehad voor bepaalde architecten, zoals Stynen, Mies van der Rohe, Marcel Breuer en Frank Lloyd Wright. Ik heb het vooral voor architect-designers, maar daarom ga ik me er nog niet in verdiepen. De Riverside Tower was een verplicht locatiebezoek tijdens mijn opleiding. Ik was achttien jaar en toen hadden we het nog niet over de term ‘brutalisme’, maar ik stond wel perplex. Ik was me heel bewust van het uitzonderlijke karakter van deze duplex. En toen ik Raf Simons hoorde praten over ‘een vriend met een bijzondere pand op Linkeroever’, wist ik intuïtief waar hij het over had. Je kan je wel voorstellen dat dit een droomproject voor mij was en nog steeds is. Het gebeurt wel vaker dat architectuur die een diepe indruk op mij nalaat later in mijn carrière op de een of andere manier weer bij mij terechtkomt.” “Karma noemen we dat”, merkt Anton fijntjes op.
Voor de schoonheid en ervaring
Het Stynen-penthouse maakte met Glenn Sestig eindelijk de switch naar de 21ste eeuw. Technieken werden vernieuwd, de kleine keuken met industrieel uitzicht werd vervangen door een Obumex-keuken by Glenn Sestig in grijze travertin en kreeg een nieuwe plek aan de tuinzijde van het penthouse met zicht op de plezierhaven. Beton werd vanonder tapijt of vanachter houten wandpanelen gehaald, gezandstraald en blootgelegd. Geen trappen in de duplex, maar wel een betonnen, hellend vlak om van de ene naar de andere verdieping te gaan. Bij het passeren langs een klein waterlek in het stukje woning onder de 45 jaar oude tuin, die merkt Glenn op: “Als je in een betonnen penthouse uit de jaren zeventig woont, moet je er enkele ongemakjes bijnemen. De muren zijn koud en als het waait, waai je mee. You live with it, want hier kom je wonen voor de schoonheid en de ervaring. ’s Avonds vanuit je betonnen bureau de miljoenen lichtjes van de haven zien glinsteren, is onbetaalbaar. Dat is dit penthouse sowieso, want vandaag kan je een betonnen bunker als deze niet meer bouwen.”
Buiten herstelden de landschapsarchitecten van Wirtz de sterk verloederde tuin in al zijn modernistische glorie. Aan de ene kant van de tuin goot het team van Sestig ter plekke een ronde betonnen tafel van 2m diameter terwijl aan de andere kant een betonnen zittablet aan het halfronde betonnen muurtje werd toegevoegd. In het gezelschap van een parmantige pijnboom is deze eyecatcher van formaat goed voor een instant vakantiegevoel. Anton: “Net zoals bij een plastisch chirurg is jullie beste werk hier onzichtbaar. Een betonnen dampkap werd in Stynen-stijl bijgegoten, een veranda zonder sporen weggewerkt, een extra betonnen muur lijkt hier al decennia te staan. Of hoe meerwaarde in al zijn subtiliteit zo aanwezig kan zijn. Jullie hebben in deze duplex tapijten en houtpanelen gestript, schrijnwerk verwijderd, leidingen vervangen en chape opnieuw gegoten. Maar hoe is al dat beton hier geraakt?” Glenn: “Met de enige betonpomp van 60 meter hoog in België. Goed op voorhand reserveren en dan je vingers kruisen.”
In 2018 besteden het Vlaams Architectuurinstituut en zijn erfgoedafdeling Architectuurarchief Vlaanderen ruime aandacht aan de nalatenschap van Léon Stynen, met deSingel, de provincie Antwerpen en Stad Antwerpen als belangrijke partners. Op het programma van de Stynen-viering staan dit jaar nog een tentoonstelling en een boek (najaar 2018), een wandelkaart (i.s.m. Stad Antwerpen) en veel aandacht voor Antwerpse Stynen-realisaties tijdens Open Monumentendag 2018. Ook op Erfgoeddag (22 april 2018) ging aandacht naar Stynen, met rondleidingen en een tentoonstelling. Meer info: www.stynen2018.be
Artikel uit ABSoluut magazine 16
Tekst: Leslie Vanhecke
Fotografie: Tim Van de Velde